‘Ik ben geen Antwerpenaar, ik ben een Jood.’

EXCLUSIEF interview met de orthodox-Joodse Aron

Op een zonnige dag liepen we door de Lange Leemstraat, het hart van de Joodse buurt, met een camera op zak. We wisten dat we die hier beter in onze zak konden laten. Maar wat niet mag, is vaak het lekkerst. De camera werd erbij gehaald en we vroegen aan Joodse mannen met een hoge zwarte hoed, of we misschien een… Maar ze liepen al door voor we onze zin konden afmaken. Net op het moment dat we het wilde opgegeven, kwamen we Aron tegen. En voor hem gold hetzelfde: wat niet mag, is vaak het lekkerst. Voor we het wisten kregen we een hand en een telefoonnummer. Orthodoxe Joden aan de overkant van de straat liepen nog vluchtiger voorbij dan anders.

Eindelijk zouden al onze vragen over de (gesloten) Joodse gemeenschap in Antwerpen beantwoord worden! En Aron was net zo opgewonden, want zelfs vanuit Jeruzalem belde hij een stuk of tien keer. Hij was nauwelijks te verstaan door de slechte verbinding, maar de woorden ‘schatje’, ‘heb je een lief’ en ‘ik heb nog een klusje voor Marjolein’ kwamen duidelijk over. Zelfs in zijn smsjes droop het enthousiasme er vanaf: of we niet chique uit eten wilden, of hij ons niet moest komen halen met zijn auto en of we niet eerst even langs zijn huis wilden. We bedankten en spraken af in Beni Falafel in dezelfde Lange Leem.

Ik zal jullie vertellen wat goede Joodse eten is.’ Aron heeft een sterk accent dat klinkt alsof hij niet hier geboren is. ‘Maar eerst moet ik mijn handen wassen.’ Zodat hij rein en onbevlekt tegenover God kan staan, hebben we gelezen. ‘Falafel is geen vlees. Humus is gemaakt van kikkererwten. Joodse melk moet altijd extra gecontroleerd worden. Daarom kost alles veel duurder.’ Hij wijkt al snel af van de Joodse kaart en de Joodse gebruiken met een verhaaltje over een of ander meisje die hij ooit ontmoet heeft. Ik was vroeger een stoute jongen.’ Hij lacht erbij als een klein kind. ‘Maar ik ben orthodox gebleven. Ik kom uit een hele edele familie. Waar was ik?

Sla is bij ons een groot probleem. We moeten bij daglicht constant controleren op wormen en mieren. Ieder blad van de krop sla moeten we eraf halen. Wassen is niet genoeg, want wormen blijven plakken. Daarom zetten we de sla in de diepvries of in zout water. Wormen, schelpdieren zijn een van de zonden. We mogen dus ook geen garnalen of mosselen eten.’ De vraag of hij dat wel eens gedaan heeft is een retorische. ‘Beter twee zonden dan zeven!’ is zijn antwoord. ‘Bestellen?’ vraag ik.

Maar dat wordt nog even uitgesteld want Marjolein herkent een Joodse meneer van haar muziekles. ‘Toch niet Aron? Op muziekles? Dat mag niet!’ Ook Aron 2 blijkt te zondigen. De ene Aron draait zich om naar de andere. ‘Doe jij aan notenleer?’ ‘Notenleer? Nee.’ ‘Heb je dat nooit gedaan?’ Hij herkent Marjolein. ‘Ah, ja, notenleer op de Mechelsesteenweg. Maar dat is al drie jaar geleden.’ Zo lang woont Marjolein hier nog niet, maar wat maakt het uit. Nu kunnen we eindelijk bestellen.

Aron bestelt een grote mix van Joodse lekkernijen voor zichzelf (‘I’m big Aron’) en een kleine voor ons. Tijdens het eten denken we hem eindelijk wat vragen te kunnen stellen. ‘Ik ben in België opgegroeid. Maar eerst eten want het is een hele verhaaltje.’ Het hele verhaaltje krijgen we nooit te horen. Hij komt niet veel verder dan dat hij een diamantzetter op non-actief is, dat we moeten schatten hoe oud hij is (‘Iedereen schat me 28!’) -hij is 52- en dat hij zes kinderen heeft, onder andere Mozes en David, waarvan er twee gaan scheiden. ‘Ze waren allemaal tussen de 17 en 23 toen ze gingen trouwen.’ Aron zelf was 19. ‘Hele orthodoxen zoals wij, worden uitgehuwelijkt. Je mag niet met een meisje alleen zijn. Allemaal grenzen bij ons.’ Was je verliefd? ‘Ha, verliefd! Nee tien jaar later ook nog niet. Wij Joden weten niet wat liefde is. Toen ik voor het eerst met haar sprak, viel ik bijna in slaap.

Dan schat hij hoeveel vriendinnetjes hij heeft gehad (‘400, 500 zoiets’), hij glimlacht zijn gebleekte tanden bloot en vertelt ons dat hij aan massage doet en foto’s maakt met tekstjes erbij (‘Ik ben er een kei in!’). Het klusje voor Marjolein was iets met kuisen, maar hij wimpelt het snel af want hij weet net als wij dat het niet helemaal koosjer is. Aron heeft duidelijk veel contact met de ‘buitenwereld’, maar zou niet willen dat de Joodse gemeenschap zich vermengt met de rest van Antwerpen. ‘Ik ben geen Antwerpenaar, ik ben een Jood. We hebben alleen contact met Antwerpenaars via de diamantindustrie en dat is goed zo, want jullie brengen slechte gewoonten over.’

Kalt hè?’ Een oudere Joodse meneer komt binnen. ‘Wie heißen Sie? Sind Sie von für den Krieg?’ Het wie-kent-wie spelletje wordt gespeeld. Aron verduidelijkt: ‘Hij zei dat hij Nas heette. Nasch betekent snoep. Ik zei: ‘Ik heet ook Nasch, want ik snoep ook graag!’’ Hij lacht hard om zijn zoveelste grapje. De Bulgaars-Joodse vrouwen in de keuken lachen niet meer mee, ze kennen Aron al lang.

Wij beginnen hem nu ook al een beetje te leren kennen dus beginnen we over seks. Is het waar dat er tijdens de seks een deken over de vrouw wordt gedaan? ‘Seks gaat heel gewoon. Op en neer, eventjes blijven, niet egoïstisch doen.’ De roddel blijft een roddel. ‘Maar we slapen wel gescheiden.’ Zijn dochter belt. ‘Ich bin in Beni Falafel.’ Tien minuten later staat ze aan onze tafel. Een wat stevige jonge vrouw van ongeveer onze leeftijd. Op haar blackberry laat ze een foto van haar kinderen zien. ‘Mijn dochter is model. Soms hangt haar foto hier in de Beni Falafel.’ We zien mooie blonde krullen, die er binnenkort af moeten. Traditie. We mogen even aan Naomi’s pruik van mensenhaar voelen. Voorzichtig, want ‘die kost duur’ (€2000,-). Ze ziet eruit als de Joodse vrouwen op straat, maar ze komt modern over. Als een echte een vrouw van deze tijd gaat ze binnenkort scheiden. Hoe ze dat vindt? Zonder te antwoorden loopt ze met haar blackberry in de ene hand, de falafel in de andere en met een grote glimlach op haar gezicht naar buiten. Ze lijkt op haar vader.

Aron zit middenin een verhaal over een paardrijmeisje dat verliefd op hem was, wanneer zijn vrouw vanuit Amerika belt. ‘Business. Ze koopt daar diamanten in.’ Het Jiddische gesprek klinkt minder aangenaam dan het gesprek met zijn dochter. We verstaan ‘Naomi schmeckt alles’, ‘Mobistar’ en ‘Geld’. ‘Het gaat niet goed met de Joodse diamantenbusiness. De Indiërs overheersen.’ Hij zucht diep. ‘Je hebt nu misschien nog 100, 200 rijken. Daarvoor duizenden.’ Maar Aron hoeft zich nergens zorgen om te maken. ‘Ik heb veel geld. Ik koop ook veel op eBay, gewoon om het kopen.

Na bijna drie uur in de neon-licht falafeltent de zonden van Aron te hebben aangehoord, vragen we hem of hij niet liever een niet-Joods leven had gewild. Het is hier een klein dorpje, een stom dorpje. Maar ik ben blij dat ik een Jood ben. Ze hebben me wel eens gevraagd om te kiezen: je andere leven of het joodse leven. Maar ik verkies het om chassidisch te zijn en nog meer chassidisch dan ik ben.

Het volgende interview met beroeps-Antwerpenaar en personal shopper (daar gaan wij eens goed gebruik van maken) Tanguy Ottomer is te lezen op 20 maart.